22

TOPIC SILVER ECONOMY Welke toekomst voor de residentiële ouderenzorg? Zullen de Brusselse woonzorgcentra gelijke tred kunnen houden met de stijgende opnamevraag en tegelijk hun aanbod betaalbaar houden? Thuiszorg krijgt op dit moment beleidsmatig de voorrang, vermits de opname in een zorginstelling enkel in laatste instantie wordt geadviseerd. Trendmatig is er een duidelijke vervanging van plaatsen voor ouderen in rustoorden voor bejaarden (semivalide ouderen) door plaatsen in rust- en verzorgingstehuizen (zwaar zorgbehoevende ouderen). Vincent Delannoy A llereerst: wat zeggen de cijfers? Het Brussels Gewest telt ongeveer 15.000 “bedden”. 25% hiervan bestaat uit RVT-bedden (rust- en verzorgingstehuizen), 75% uit ROB-bedden (rustoorden voor bejaarden). Vergeleken met het Belgische bevolkingsaandeel, stijgt de dekkingsgraad in het Brussels Gewest duidelijk boven die van de andere twee Gewesten. Per 100 hoogbejaarden (80+), zijn er in Brussel 30, in Wallonië 26 en in Vlaanderen 20 bedden beschikbaar. Daar waar Vlaanderen en Wallonië bedden voor kortverblijf alsook dagverzorging aanbieden, blijft het Brussels aanbod zeer beperkt. Wie zijn de grootste spelers in dit verhaal? In eerste instantie de private woonzorg (62%), gevolgd door het OCMW (24%) en de private instellingen met vzw-statuut, een marktverdeling die in de afgelopen 20 jaar bijna onveranderd is gebleven. Kenmerkend voor Brussel is het groter aantal bewoners onder de 65 jaar (goed voor bijna 8% van de bevolking). Wel komt thuiszorg in Brussel veel minder aan bod. Ter vergelijking: in Vlaanderen doen de 65-plussers tweemaal zo vaak beroep op thuiszorg. Verwacht wordt dat de vraag naar residentiële zorg in Brussel tussen 2010 en 2030 op 15% zal uitkomen, tegen 35% in Wallonië en nagenoeg 60% in Vlaanderen. Immuun voor de vergrijzing is Brussel echter niet, want na 2025 zullen de gevolgen ervan zich steeds harder laten voelen. Het huidig debat rond (en dus ook de financiering van) het aantal residentiële zorgplaatsen in Brussel kan niet los worden gezien van de Zesde Staatshervorming. Die voorziet in een overheveling van bevoegdheden via een overgangsmechanisme, met het oog op het overstappen van de huidige mono communautaire instellingen (de COCOF bij de Franstaligen, de VGC bij de Nederlandstaligen) op de gemeenschappelijke GGC-instelling. Na afloop van de tot 31 december 2017 lopende overgangsperiode, zal de financiering van de zorgkosten dan ook geheel in handen van de deelstaten zijn. Uit de begroting 2015 voor RVT-financiering valt 200 miljoen dotatie de GGC ten deel. Ongeveer 80% hiervan wordt aan de financiering van het RVT-zorgpakket besteed, d.w.z. de aan verpleging-, verpleger-, verzorging- en fysiotherapie verbonden kosten. Daar komt een op 59 miljoen geraamde begroting bij ter dekking van het instellingsgewijs overgaan op de GGC. Van die 200 miljoen euro zullen 11 miljoen verder uitgaan naar het bezorgen van 1.300 extra bedden (vermits de dotatieverdeelsleutel geen rekening hield met de stijgende vraag naar bedden). Qua kosten zal men eveneens rekening moeten houden met het aanscherpen van de ROB- en RVT normen. Uit recent onderzoek blijkt dat de exploitatiekosten en ontvangsten van ROB’s en RVT’s respectievelijk gemiddeld 143 en 121 euro per inwoner bedragen voor instellingen die van het OCMW afhangen. Het verschil wijst hier op een financieringstekort. Pluspunt is wel: de aangekondigde vergrijzing zal plaats ruimen voor moderne, innovatieve woonformules die inspelen op nieuwe behoeften aan o.m. gemeenschapshuizen, Abbeyfieldhuizen en intergenerationeel wonen. Uiteraard moet de verdere uitbouw van thuiszorg en kortverblijf in Brussel op termijn ook meer ROB- en RVT-plaatsen vrijmaken – een trend die reeds ingezet werd. ● Bron demografische kerncijfers voor residentiële ouderenzorg in Brussel: Karel Van den Bosch, Planbureau 20 BECI - Brussel metropool - mei 2015

23 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication