Internationaal Exporteren, oké, maar naar waar? Een terechte vraag, want de wereld is groot en biedt veel kansen, zowel om te slagen als om glansrijk te mislukken. Liefst 53% van onze export gaat naar Duitsland, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk (in volgorde van belangrijkheid), terwijl het Europese continent goed is voor 73%. De exportgroei van de voorbije tien jaar laat zien dat ook elders kansen werden gegrepen, bijvoorbeeld in Afrika ten zuiden van de Sahara, Azië en het Midden-Oosten. B ij export krijgen sommige criteria (te gemakkelijk) voorrang, zoals afstand, taal of cultuur. Maar hoe zit het dan met de economische efficiëntie? Is het niet lonender om zich te concentreren op groeimarkten, waar kansen op aanzienlijke winstmarges de hogere risico’s en grotere inspanningen compenseren? Jan-Pieter Laleman en Raphaël Cecchi, die zich bij Credendo respectievelijk hebben gespecialiseerd in het Midden-Oosten en Azië, geven ons hun standpunten. Wij gaan er gemakshalve van uit dat de landen met het zwarte goud rijk zijn. Investeren en consumeren zijn voor hen dus geen probleem. Maar tegelijk zijn zij ook vrijwel exclusief afhankelijk van deze grondstof, die ónze landen steeds meer links laten liggen, en daardoor weinig stabiel. Is het dan wel verstandig om bedrijven te adviseren ernaar te exporteren? Jan-Pieter Laleman: De regio die wij het Midden-Oosten noemen, is groot en divers. Een verschillende benadering van de landen in deze groep dringt zich dus op. Onze interesse gaat vooral uit naar Saudi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Qatar … De risico’s die u aanhaalt, zijn inderdaad niet te verwaarlozen. Toch vertonen deze landen voldoende politieke stabiliteit, zoals blijkt uit de talrijke toeristen die ernaartoe trekken. Ik denk dat de risico’s er vooral van economische aard zijn, zoals de huidige spanningen op de vastgoedmarkt, de overmatige afhankelijkheid van aardolie en het te grote overheidsbeslag in sommige landen - 25% van de Saudi’s werkt voor de Staat! Maar deze landen blijven niet bij de pakken zitten. Zij hebben begrepen dat het absoluut noodzakelijk is om minder afhankelijk te worden van wat nu vrijwel hun enige inkomstenbron is en om buitenlandse investeerders niet af te schrikken. Die hebben zij immers hard nodig om hun economie snel te ontwikkelen of zelfs om de privésector grotendeels vanaf nul op te bouwen. Zij hebben een jonge bevolking, die werk moet kunnen vinden in andere sectoren dan de al oververzadigde overheid. Jan-Pieter Laleman Je economie diversifiëren is niet gemakkelijk als je maar één grondstof hebt en het ziet ernaar uit dat de landen van het Midden-Oosten elkaar op dezelfde domeinen beconcurreren: toerisme, ontspanning, vastgoed en hernieuwbare energiebronnen. Voedt dat niet de risico’s op een te groot aanbod en het creëren van luchtbellen? Jan-Pieter Laleman: Een voorbeeld: in Dubai is het hotelbestand recent met 26% gegroeid en dat is meer dan de toename van het toerisme. Er doen zich dus inderdaad excessen voor, net zoals iedereen op dezelfde domeinen probeert te scoren. Als je het cynisch bekijkt, zou je kunnen zeggen dat dit ons net meer kansen biedt om zaken te doen. Maar vergeet niet dat deze landen nog maar net begonnen zijn met de voorbereiding van het tijdperk na de aardolie en dat ze dit lucide en krachtdadig aanpakken. Hun behoeften zijn gigantisch, hun 18 ❙ Brussel Metropool - november 2019 © Getty D.R.
21 Online Touch Home