DYNAMIEK SELF-EMPLOYED CORNER Stapsgewijze verbetering van het zelfstandigenstatuut Net voor de zomervakantie heeft de federale regering een aantal maatregelen goedgekeurd die details van het sociale statuut van zelfstandigen verbeteren. 1. De student-ondernemer Om de ondernemingsgeest bij jongeren aan te wakkeren, gaf de ministerraad onlangs zijn goedkeuring aan de instelling van het student-ondernemersstatuut. Een vaak herhaalde wens van IZEO werd op die manier ingewilligd. De student die vandaag als zelfstandige begint, krijgt een statuut dat gelijk loopt met een zelfstandige in bijberoep. De drempel vanaf waar bijdragen dienen te worden betaald, wordt algauw bereikt (1.440 €). Als hij die overschrijdt, betaalt de student het volle tarief, zonder echter recht te krijgen op sociale zekerheid. Voor student-ondernemers is dit systeem veel te strak opgevat. Het voorontwerp van wet stelt een specifiek statuut in voor student-ondernemers jonger dan 25 jaar die volgens de regels ingeschreven staan bij een Belgische onderwijsinstelling. Het nieuwe statuut voorziet een voordelig stelsel van sociale bijdragen voor studenten van wie de inkomsten lager liggen dan de geldende drempel voor zelfstandigen in hoofdberoep (13.010,66 € in 2016). Concreet betekent dit dat zij volledig van sociale bijdragen worden vrijgesteld als hun jaarlijks belastbaar inkomen lager ligt dan 6.505,33 €. Ze zullen ter hoogte van 21% bijdragen voor inkomsten tussen 6.505,33 € en 13.010,66 €. Wat betreft de gezondheidszorg behouden ze hun rechten als persoon ten laste zolang hun inkomen onder 6.505,33 € blijft, en als rechthebbende als ze bijdragen betalen. Op fiscaal vlak zullen een jobstudent en een student-ondernemer op voet van gelijkheid worden behandeld bij de berekening van de personen ten laste. Ze blijven ten laste van hun ouders zolang hun netto inkomsten niet hoger liggen dan 3.120 € (als de ouders samen worden belast) of 4.500 € (indien de ouders afzonderlijk worden belast). Het nieuwe student-ondernemersstatuut wordt op 1 januari 2017 van kracht. 2. Overbruggingsrecht ingeval van stopzetting om economische redenen Het ‘overbruggingsrecht’ voorziet, na de stopzetting van de activiteit, het behoud van het recht op gezinsuitkeringen, ziekteverzekering en een uitkering van 1160 € gedurende 12 maanden. Dit recht bestaat al voor zelfstandigen die hun activiteit stopzetten wegens een faillissement, een collectieve schuldenregeling of een gedwongen stopzetting. Om steun te verlenen aan zelfstandigen in moeilijkheden wordt het overbruggingsrecht vanaf 1 januari uitgebreid tot zelfstandigen die hun beroepsactiviteit stopzetten wegens economische moeilijkheden, zonder echter een faillissement te ondergaan. De zelfstandige die gebruik wil maken van deze maatregel moet aan drie voorwaarden voldoen: in aanmerking komen voor het leefloon of een tijd lang van bijdragen vrijgesteld zijn geweest; minder dan 13.010,66 € inkomen per jaar hebben; 42 BECI - Brussel metropool - september 2016 de sociale lasten hebben betaald van minstens vier van de zestien kwartalen die de stopzetting voorafgingen. De duur van toekenning van het overbruggingsrecht voor economische redenen zal afhangen van de duur van de carrière van de zelfstandige, echter met een maximum van 12 maanden voor de ganse carrière. 3. Gelijkstelling van het minimale pensioen van zelfstandigen met die van loontrekkenden Sinds april 2013 was dit al het geval voor de gezinnen. Vanaf 1 augustus 2016 geldt dit ook voor pensioenen van alleenstaanden: het minimale rustpensioen of overlevingspensioen voor een alleenstaande is nu hetzelfde als voor loontrekkenden. Een wondermiddel is dit geenszins maar hiermee verdwijnt tenminste een onrechtvaardigheid. Het minimumpensioen voor gezinnen, zowel voor zelfstandigen als voor loontrekkenden die ten minste 2/3 van een volledige carrière achter de rug hebben, bedraagt 1.460,45€ per maand. Voor een alleenstaande is dit 1.168,73 €. En het overlevingspensioen bedraagt 1.150,35 €. Ook de afschaffing van de beperkte toegestane activiteit voor gepensioneerden is zowel voor loontrekkenden als voor zelfstandigen een feit. Deze mensen kunnen voortaan na de pensioenleeftijd een beroepsactiviteit verderzetten zonder beperking van inkomen als ze 65 jaar oud zijn of 45 jaar carrière achter de rug hebben. Vroeger moesten ze tegelijk minstens 65 zijn en 42 jaar carrière kunnen voorleggen, met alle problemen van dien, meer bepaald bij beroepen die een lange studietijd vereisen. Bovendien kunnen zelfstandigen als natuurlijke persoon voortaan zoals hun collega’s die een vennootschap hebben opgericht, toegang krijgen tot de aanvullende pensioenen van de tweede pijler, met 30% fiscale aftrekbaarheid. Allemaal positieve stappen, die IZEO toejuicht. ●
45 Online Touch Home