16

THINK TANK Vasthouden aan begrotingsevenwicht De echte struikelblok gaat terug tot het Verdrag van Lissabon, en meer bepaald artikel 126 van het Werkingsverdrag, dat bepaalt dat de staatsschuld niet meer dan 60% van het bruto binnenlands product (bbp) en het jaarlijkse begrotingstekort niet meer dan 3% van het bbp mag bedragen. Deze budgettaire discipline bemoeilijkt het financieren van infrastructuurwerken. Het ESR heeft publieke investeringen enkel nog ingewikkelder gemaakt, zo stellen de Brusselse burgemeesters. Vóór 2000 gingen zij voor een spreiding van de last: het bedrag van de lening voor een investering werd als een inkomst in een buitengewoon budget geregistreerd en de terugbetaling ervan als uitgestelde uitgaven in de volgende gewone budgetten. “Op die manier was het proces onder controle en bijzonder efficient”, meent Olivier Maingain, burgervader van Sint-Lambrechts-Woluwe. Frans De Keyser Strafbankje Volgens het ESR dienen leningen voor investeringen als uitgaven ingeboekt in het jaar dat ze worden aangegaan. Men zal ze bijgevolg met de courante ontvangsten van dat jaar in balans moeten brengen of ze onmiddellijk terugbetalen. Bovendien verdwijnt het onderscheid tussen gewoon en buitengewoon budget. De oude gewoonte van onze overheden – het ‘debudgetteren’ – is dus niet langer toegestaan. Je zou natuurlijk, zoals Frankrijk al heeft gedaan, stout de kritiek van het Rekenhof dat er te veel gedebudgetteerd wordt, gewoon kunnen negeren. België kan zich echter niet veel permitteren. Ons land loopt al in de kijker sinds een begrotingstekort van meer dan 3% in 2009. In juni 2014 kondigde de Europese Commissie aan een punt te zetten achter de tekortprocedure tegen België, met de duidelijke afspraak het deficit verder af te bouwen. Nu afwijken van het traject zou pure provocatie zijn. Historisch probleem Volgens Frans De Keyser, adviseur bij BECI, sleept België een historisch probleem mee. Sinds de regeringen Verhofstadt, vanaf 1999 dus, heeft men, om de sociale zekerheid te vrijwaren, de investeringsbudgetten verminderd. Het toegelaten tekort van 3% van het bbp (Maastrichtnorm), was bedoeld om investeringen mogelijk te maken, maar Guy Verhofstadt & Co vulden daarmee de gaten in de sociale zekerheid; ze focusten meer op courante uitgaven dan op investeringen. Daarom verkommerden de tunnels decennialang. Dat de Brusselse burgemeesters zich verschuilen achter ESR 2010 vindt De Keyser zwak. Hij erkent dat zij hinder ondervinden bij het financieren van investeringen, maar die houdt volgens hem vooral verband met de verplichting die Guy Vanhengel, Brussels minister van Financiën, heeft opgelegd om een schatting te maken van de waarde van hun onroerend goed, wat een invloed heeft op de leencapaciteit van het Brussels Gewest. Samengevat: zowel op nationaal als op lokaal niveau is er altijd al een zeer am14 BECI - Brussel metropool - april 2016 bigue houding tegenover publieke investeringen geweest. De staatshervormingen hebben ook niet geholpen. Bij het overhevelen van bevoegdheden, zoals weginfrastructuur, hadden de investeringsbudgetten verhoogd kunnen worden. Dit hebben de politieke leiders nagelaten. Publiek-private samenwerking De Brusselse tunnels staan niet plots op invallen. In 2013 bestonden al concrete plannen om de Leopold II-tunnel te renoveren. Hoewel toenmalig Brussels minister van Openbare Werken Brigitte Grouwels plechtig verklaarde dat er in 2015 een beslissing zou vallen en een jaar later de werken zouden starten, is de procedure compleet stilgevallen. De Brusselse tunnels hebben een jaarlijkse onderhoudskost van rond de 40 miljoen €. Wellicht redeneerden de overheden, jaar na jaar, kortzichtig dat daar geen budget voor was. Dieter Van Hassel, business development director van BAM PPP (de PPS onderneming binnen de bouwgroep BAM), schetst deze de perspectieven van alternatieve financiering via DBFM-overeenkomsten (Design, Build, Finance, Maintenance). Hij gelooft dat, als de tunnels onderhouden zouden geweest zijn door een privébedrijf, via een DBFM-overeenkomst, deze nu in veel betere staat zouden verkeren. “Met DBFM wordt onderhoud voor 25 tot 30 jaar uitbesteed. Er is enkel een jaarlijkse kost, die deels geïndexeerd is. Drie decennia sluit je hiermee onverwachte extra rekeningen uit. Bovendien is het boekhoudkundig interessant: DBFM is een servicecontract en dus geen investeringscontract dat weegt op de staatsschuld.” In een overgangsfase Dieter Van Hassel geeft toe dat zowel ESR 2010 als DBFM complex in elkaar zitten en kan het politici niet verwijten dat ze er onvoldoende inzicht in hebben. Toch proberen nu al in België verschillende opdrachtgevende overheden om DBFM-projecten te structureren als ESR-neutrale contracten. Een ESR-vriendelijk modelcontract bestaat ech

17 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication