tieke besluitvorming zo dicht mogelijk bij de behoeften te brengen? Hoe stellen we de burgers bovendien in staat om ‘bewuste’ bijdragers van dergelijke gegevens te worden (bijvoorbeeld via burgers-observatoria)? 3. Stedelijke mobiliteit en inclusie: het dient gezegd dat er ook inzake mobiliteit winnaars en verliezers zijn. Deze ongelijkheid neemt echter nog toe wanneer de mobiliteit een beroep doet op ICT. Aan de reeds bekende belemmeringen (gebieden in de rand, verpauperde bevolkingsgroepen, mindervaliden enz.) voegen zich de slachtoffers van de digitale kloof. Hoe kunnen we ons in deze context een inclusieve aanpak voorstellen waarbij iedereen profiteert van de voordelen van de toekomstige technologische mobiliteit? De deelnemers aan elk van de zeven tafels konden daarna ideeën uitwisselen. Dit bleek bijzonder positief omdat de groepen zo waren samengesteld dat ze verscheidene perspectieven over de combinatie ‘mobiliteit en nieuwe technologieën’ bij elkaar brachten: politieke spelers, vertegenwoordigers van (para-)openbare vervoersmaatschappijen, ondernemers in de digitale economie, universitaire onderzoekers, specialisten in computergestuurde betalingsoplossingen enz. Uiteindelijk leidde de vergadering tot concrete voorstellen, die door de rapporteurs van de zeven tafels werden gepresenteerd. De rode draad doorheen al deze standpunten was vaak de vraag naar een betere coördinatie tussen de actoren, los van het taalgekibbel en andere institutionele indelingen die kenmerkend zijn voor ons mooi gewest (en zijn periferie). Wellicht slaagde deze brainstorming er niet in om alle obstakels voor een geïntegreerd en verantwoord beheer van de mobiliteit weg te toveren. Toch mag worden gesteld dat dit soort bijeenkomsten waardevolle interpersoonlijke contacten bevordert. Afgezien van de ietwat abstracte organisaties zijn zulke persoonlijke banden misschien de meest beloftevolle bron van rationele en harmonieuze oplossingen voor morgen. ● Julien Knoepfler 14 ❙ D.R.
17 Online Touch Home