7

BECI | witboek over diversiteit VASTSTELLINGEN • Het glazen plafond houdt stand, • Een loonkloof van 10 tot 22%, • Combinatie met andere kenmerken (afkomst, leeftijd, handicap enz.) vergroot de moeilijkheden. 2. Leeftijd Uit de gegevens blijkt dat de kans op uitstroom naar werk afneemt met de leeftijd. Jongeren hebben het moeilijk omdat ze niet genoeg kwalificaties of ervaring hebben, maar personen van 45 jaar of ouder krijgen af te rekenen met structurele moeilijkheden, ongeacht hun kwalificatie- of opleidingsniveau. In Brussel is bijna een derde van de personen die ingeschreven zijn bij Actiris (30%) ouder dan 45 jaar. VASTSTELLINGEN • Vanaf 45 jaar structurele moeilijkheden in verband met toegang tot arbeid, • Zware financiële lasten voor de bedrijven voor oudere personen, • De afgelopen tien jaar verdrievoudiging van het aantal werkzoekenden ouder dan 50 3. Vreemde afkomst Al ruim twintig jaar lang bestuderen onderzoekers de significante verschillen op de arbeidsmarkt tussen personen van vreemde afkomst en personen van Belgische afkomst. De meest recente studies in opdracht van de overheid bevestigen opnieuw significante verschillen. VASTSTELLINGEN • In Brussel is 25,5% van de Brusselse bevolking tussen 18 en 60 jaar van Belgische afkomst en 65,9% van vreemde afkomst (hetzij met vreemde nationaliteit, hetzij geboren met een vreemde nationaliteit, hetzij met één ouder die geboren is met een vreemde nationaliteit). • Werkgelegenheidsgraad: - 74% bij personen van Belgische afkomst, - Tussen 38 en 53% bij personen van vreemde afkomst. • Symptomen van discriminatie op de arbeidsmarkt - Horizontale etnostratificatie: verschillen op het vlak van toegang tot arbeid, - Verticale etnostratificatie: verschillen op het vlak van professionele ontwikkeling. VASTSTELLINGEN • De werkgelegenheidsgraad van personen zonder handicap bedraagt in België 66,4% die van personen met een handicap 40,7%. • In 80% van de gevallen ontstaat de handicap in de loop van het leven. • 41%: zoveel werkloze personen met een handicap in België acht zich in staat om te werken. II. Discriminatie afbouwen om diversiteit op te bouwen 2.1. Ontstaan Om discriminatie te doorgronden, moeten we een onderscheid maken tussen de exogene en de endogene factoren. De exogene oorzaken: Er zijn twee soorten: • De institutionele factoren die het gebrek aan diversiteit in de hand werken (onderwijs …) • De sociale factoren die aanleiding geven tot stereotypen, vooroordelen en psychologische patronen in de volledige samenleving. Deze factoren ontstaan en handhaven zich aan de hand van sociale mechanismen van waardering en ontwaarding: - De mannelijke waardering van macht, de vervrouwelijking en vermannelijking van de beroepen … - Voor de leeftijd speelt ook de omkering van de “natuurlijke” rollen mee, in die zin dat individuen, doorheen de levenscyclus, gewend zijn geraakt om geleid te worden door oudere personen (ouders, leerkrachten …). In het beroepsleven gebeurt het vaak dat jongeren op hiërarchisch vlak boven oudere personen staan. Het ongemak neemt aan beide kanten toe en leidt tot meer moeilijkheden bij aanwerving of ontslag. - De maatschappelijke waardering van de culturele verschillen ontbreekt te vaak in de communicatiekanalen, ook in de media. Het spreekwoord “Een vallende boom maakt meer lawaai dan een groeiend bos” is vooral waar voor personen van vreemde afkomst. En de vallende bomen werken de vooroordelen tegenover deze personen op onevenredige wijze in de hand. 4. Handicap Personen met een handicap kunnen daarmee geboren zijn of die later gekregen hebben (degeneratieve aandoening, verkeersongeval enz.). Onwetendheid over de verschillende vormen van handicaps en vooroordelen (lagere rentabiliteit, extra werk enz.) vormen een struikelblok voor hun toegang tot arbeid. 5

8 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication