280

14 Natuurlijke factoren Het reliëf, de fysische en chemische aard van de bodem, het klimaat, de overheersende windrichting en de oppervlakte van het terrein, dat zijn natuurlijke gegevens waar u niets kan aan veranderen. Het reliëf Het wordt bepaald door het type van tuin waarvoor u hebt gekozen: «natuurlijk» of «vormelijk». U kan het reliëf van de tuin in meer of mindere mate «bijschaven» door het evenwicht tussen afgravingen/aanvullingen te verzorgen (in een natuurlijke tuin) of door uw toevlucht te nemen tot muurtjes (in een vormelijke tuin). De fysische samenstelling van de bodem Klei, zand, kalk en humus, dat zijn de vier componenten van de bodem. • Kleigrond is kleverig als hij nat is. Bij droog weer vertoont hij barsten. Kleigrond laat het water niet goed door en wordt bestempeld als «zware» grond. • Zandgrond is waterdoorlatend, «licht» en zuur. Zandgrond houdt het water slecht vast. En het water neemt de voedingselementen met zich mee. Zandgrond is dus arme grond. • Kalkgrond is «licht» en helder gekleurd. Ook deze grondsoort houdt het water slecht vast en droogt dus snel uit. Wie gewassen wil kweken op kalkgrond, zal hem zeker moeten verbeteren. • Humus is een organisch materiaal dat afkomstig is van de ontbinding van plantaardige en dierlijke resten. Een humusbodem vindt u in bossen en op de oevers van beekjes. Het is «lichte» grond die de werking van de micro-organismen - die absoluut onmisbaar zijn voor het evenwicht van de bodem - bevordert. Een humusbodem is vruchtbaar maar wel aan de zure kant. • Cultuurgrond is de ideale grond. Hij bestaat uit 60% zand, 30% klei, 5% kalk en 5% humus. Uiteraard hebben weinig gronden een ideale samenstelling. Net zoals geen enkele grond enkel en alleen bestaat uit klei of kalk. Het kan gaan om kleizandgrond, zand-kleigrond, klei-kalkgrond of zand-humusgrond. Het wordt nóg moeilijker om de exacte aard van de bodem te bepalen als de grond werd omgewoeld want dan zal de samenstelling verschillen van meter tot meter. De chemische samenstelling van de bodem Willen planten groeien en bloeien, dan hebben ze koolstof, zuurstof, water en minerale zouten nodig. De planten halen de koolstof en de zuurstof uit de atmosfeer via het bladgroen. De minerale zouten zijn opgelost in het water dat de plant met zijn wortels uit de bodem haalt. Minerale zouten werken als volgt: • stikstof stimuleert de groei van de planten en de bladontwikkeling. • fosfor is goed voor de ontwikkeling van de wortels en de rijping van de vruchten. • kalium maakt de kleur van bloemen intenser en zorgt ervoor dat planten beter bestand zijn tegen ziekten en aanvallen van buitenaf (vorst, droogte). Uiteraard bestaat er een wisselwerking tussen al deze verschillende elementen. Een teveel van de ene stof in vergelijking met de andere kan resulteren in een zwakke plant, een laattijdige bloei, enz MArlux MArlux 280 www.bouwen-verbouwen.be MArlux

281 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication