15

THINK TANK DE ‘STAATSHERVORMING’ FICHE Het Participatiefonds De overdracht van bevoegdheden en budgetten naar de Gewesten in het raam van de Zesde Staatshervorming heeft ook talrijke gevolgen voor de ondernemingen. Om u een beter inzicht te geven in deze materies publiceren wij een aantal praktische fiches die u elke maand in uw magazine kunt lezen. Vincent Delannoy Het federale Participatiefonds, dat steun biedt aan zelfstandigen, vrije beroepen, KMO’s en startende werkzoekenden, werd meer dan een jaar geleden in vereffening gesteld, met overheveling van zijn bevoegdheden naar de Gewesten. Tot in 2022 Sinds juli 2014 beperkt de activiteit van het Fonds zich tot het beheer van kredieten en participaties die nog voor deze datum werden toegekend. Conform de wetteksten van de Zesde Staatshervorming, wordt het Participatiefonds tegen 1 juli 2022 geliquideerd. In feite splitst dat ene Fonds zich in drie gewestelijke entiteiten, die elk een fractie van de aandelen ontvangen (een kapitaal van 160 miljoen euro). Het zeventigtal VTE verspreidt zich nu over de drie gewestelijke fondsen en het federale Fonds dat nu wordt opgeheven. Het aandeel van Brussel Hoe verdelen zich de bedragen die het Participatiefonds aan de Gewesten overdraagt? De bijzondere wet kent 10% toe aan het Brusselse Gewest, 53% aan Vlaanderen en 37% aan Wallonië. Deze verdeelsleutel is ongunstig voor Brussel want hij houdt geen rekening met het proportioneel hoger aandeel van bedrijfscreaties in de hoofdstad. Tot 2022 ontvangt Brussel hoe dan ook een jaarlijkse enveloppe van 2,5 miljoen euro en een jaarlijks extra miljoen voor werkingskosten. Voor Wallonië bedraagt de globale overdracht 74 miljoen. Vlaanderen krijgt meer dan 100 miljoen. Hoe beheert Brussel deze nieuwe bevoegdheid? De toekenning van beroeps- en begeleidingsleningen waar het Participatiefonds voor instond, werd nu toevertrouwd aan BruPart, een nieuw onderdeel van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB), die zich specifiek toegespitst op de behoeften van zelfstandigen en ZKO. Wat de middelen betreft, krijgt de GIMB zes federale ambtenaren en jaarlijks 3,5 miljoen om BruPart te laten functioneren. Een grootteorde, ter verduidelijking: in 2014 heeft de GIMB ongeveer 9 miljoen euro financiering aan ondernemingen toegekend. Deze regionalisering is blijkbaar een goede zaak, want het vroegere federale systeem werkte verre van optimaal: het gemiddelde percentage mislukkingen bedroeg ongeveer 50% en kon in sommige stelsels tot 87% oplopen. Als gevolg hiervan werd het assortiment van tien bijstandsvormen herleid tot twee duidelijk omschreven leningsformules: Boost-me en Brufin. De Boost-me lening richt zich tot KMO’s die minder dan vier jaar oud zijn, en tot zelfstandigen. Op de 80 sinds de regionalisering ingediende dossiers, werden er 20 aanvaard en wachten er 30 andere op goedkeuring. 65% van de aanvragen worden ingediend door werkzoekenden en 25% door zelfstandigen. Wat betreft de Brufin-lening (cofinanciering), zouden 10 dossiers op vrij korte termijn worden afgerond. De balans In Brussel zorgt de regionalisering voor een vereenvoudiging en een verbetering van het systeem dat financieringshulp verleent. De oprichting van BruPart houdt beter rekening met de eigenheden van de Brusselse economie. Na 2022 zal er echter geen federale enveloppe meer bestaan. De Gewesten zullen dan alle touwtjes in handen moeten nemen. De mening van BECI • Principieel vindt BECI het een goede zaak dat de steun aan ondernemingen wordt gerationaliseerd en dat er naar meer doeltreffendheid wordt gestreefd. • BECI is echter bezorgd om de restrictieve voorwaarden die de toegang tot financiële bijstand voor heel wat ondernemingen aanzienlijk kunnen bemoeilijken, zo niet versperren. • Het hefboomeffect zal grotendeels verdwijnen aangezien het niet meer mogelijk zal zijn federale en gewestelijke hulpmaatregelen te combineren. Ook BruPart financieringen en hulp van de GIMB zullen elkaar uitsluiten. • BECI maakt zich bovendien zorgen over een mogelijke verschuiving van de hulp bestemd voor de zelf-creatie van een baan, naar de starters toe, ten nadele van de eerste categorie. • De toegevoegde waarde van overheidshulp bestaat erin financieringsmogelijkheden te bieden aan ondernemingen die een dergelijke bijstand niet in de banksector vinden. Deze bron mag niet worden drooggelegd, anders geraken talrijke ondernemersprojecten waarschijnlijk nooit van de grond. FICHE 12 BECI - Brussel metropool - november 2015 13

16 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication