De zuigeling 1. Anatomie van de borst Sommige vrouwen zijn gezegend met een prachtige boezem. Andere dames hebben iets minder geluk. Maar de melkproductie onder die ragfijne en o zo broze huid verloopt bij alle vrouwen op dezelfde manier. De borst mondt uit in een tepel die omgeven wordt door een tepelhof met korrelig reliëf. In de tepel komen tien tot vijftien kanaaltjes uit - “melkgangen” genoemd - die allemaal eindigen in een klein gaatje, de porie. In de tepelhof en de tepel loopt een netwerk van zintuiglijke organen die van kapitaal belang zijn voor het toeschieten van de melk. Dankzij de spiertjes binnen in de tepel en de tepelhof wordt de tepel langer als er aan gezogen wordt en kan hij nadien weer zijn normale vorm aannemen. Binnenin is de borst opgebouwd uit vetweefsel waarin zich vijftien tot twintig lobben klierweefsel bevinden. Elk van die lobben bevat talloze alveoli die in staat zijn om melk af te scheiden. Vanaf het begin van de zwangerschap wordt rond elk van die alveoli een dicht netwerk van bloed- en lymfevaatjes opgebouwd. 2. Mechanisme van de melkproductie Van bij het begin van de zwangerschap worden drie hormonen - prolactine, progesteron en oestrogenen - in grote hoeveelheden aangemaakt. Vooral prolactine, een hormoon dat door de hypofyse wordt afgescheiden ter hoogte van de hersenen, regelt de melkafscheiding door de borst. Naarmate de zwangerschap vordert, stijgt het prolactinegehalte in het bloed geregeld. De borsten zwellen maar produceren nog geen melk omdat de werking van prolactine wordt geremd door de oestrogenen en het progesteron die door de placenta worden aangemaakt. Bij de geboorte wordt de placenta uitgedreven. Daardoor daalt het gehalte aan oestrogenen en progesteron in het bloed en kan de prolactine vrij inwerken op de borsten. De “stuwing” ( in feite een uitzetting van de bloedvaatjes en geen opeenstapeling van melk ) is een feit.De eigenlijke melkafscheiding komt op gang wanneer de boreling aan de tepel zuigt. Zolang baby zuigt, blijft er melk toeschieten. Wanneer de tepel wordt gestimuleerd, leidt dat namelijk tot de aanmaak van ocytocine, een hormoon dat er voor zorgt dat de melk van in de alveoli binnen in de borst tot aan de poriën van de tepel wordt geperst. Prolactine regelt dus de melkproductie door de borst, ocytocine regelt de melkafscheiding. Tal van factoren kunnen een impact hebben op het vrijkomen van ocytocine : lichamelijke of mentale vermoeidheid, slaaptekort, emoties … Zowel zorgen als vreugdegevoelens in verband met de baby kunnen een ocytocinetoename veroorzaken, zodat er soms spontaan melk uit de borst vloeit, zelfs als baby niet zuigt. Als baby aan één borst drinkt, vloeien er ook uit de andere borst soms een paar druppeltjes melk. Logisch, want ook die borst wordt gestimuleerd door ocytocine dat via het bloed in beide borsten terechtkomt. 3. De verschillende fases van het voeden Doordat baby aan de borst zuigt, wordt de tepel gestimuleerd en wordt er melk geproduceerd. Al van bij de geboorte begint het zuigen met de zoek- en hapreflex van het pasgeboren kind dat, geleid door de geur van mama’s borsten, op zoek gaat naar de tepel. De voeding begint. Het pasgeboren kind spert zijn mondje wijdopen, steekt zijn tong uit en legt die in de vorm van een gootje onder de tepel die langer wordt. Baby’s tong voert een heenen weergaande beweging uit. Baby neemt een groot deel van de tepelhof in zijn mondje. Zijn lippen en tandvlees stimuleren de tepel door deze te masseren. Het zuigen gaat gepaard met een slikbeweging, een reflex waardoor baby de melk probleemloos kan doorslikken. Dankzij de bewegingen van baby’s tong, spuit de melk tot in zijn keelholte, vanwaar ze automatisch naar de slokdarm wordt gevoerd. Baby coördineert deze slikbeweging perfect met het ritme van zijn tong. Zo is hij in staat te zuigen, de melk door te slikken én te ademen zonder dat hij de borst ook maar even hoeft los te laten. Opdat het zogen optimaal zou verlopen, is het raadzaam baby binnen de zes uur na de bevalling aan te leggen. Zo kan het pasgeboren kindje zijn honger stillen en - nóg belangrijker - de melkproductie op gang brengen. Het welslagen van de borstvoeding achteraf hangt er in grote mate van af. 4. Samenstelling van de moedermelk Elke vrouw is anders. En elke vrouw geeft andere moedermelk. En zelfs bij één vrouw varieert de samenstelling van de moedermelk. Maar altijd speelt ze naadloos in op de behoeften van de baby. Moedermelk is de ideale voeding. 4.1. Eiwitten Moedermelk bevat gemiddeld drie keer minder eiwitten dan koemelk. Dit lage gehalte aan eiwitten voorkomt dat de lever en de nieren van de pasgeboren baby overbelast raken tijdens het eiwitmetabolisme en de uitscheiding van afvalstoffen. In moedermelk zijn hoofdzakelijk twee groepen van eiwitten vertegenwoordigd : caseïnes en oplosbare weieiwitten. Caseïnes zijn niet-oplosbare eiwitten die in de moedermelk micellen vormen. De micellen in moedermelkcaseïne hebben een heel andere structuur dan die in koemelkcaseïne. Hierdoor vlokt moedermelk in baby’s maagje fijner uit ( d.w.z. stremt ze tot fijnere vlokjes ) dan koemelk, waardoor ze uiteraard ook vlotter verteert. De oplosbare eiwitten vormen één van de meest essentiële kenmerken van moedermelk. Alfa-lactalbumine, de belangrijkste fractie, draagt bij tot de vertering van lactose ( melksuiker ). Lactoferrine is een ijzerbindend eiwit met bovendien een infectiewerende werking. Ook immunoglobulines en lysozyme zijn belangrijke defensiefactoren. En moedermelk bevat nog andere eiwitten : verteringsenzymen en groeifactoren die nodig zijn voor de afscheiding van hormonen en prostaglandines ( die laatste bevorderen de darmtransit en zouden een rol spelen bij de immuniteit van het spijsverteringsstelsel ). 4.2. Vetten Bijna de helft van de energie die door moedermelk wordt geleverd, is afkomstig uit vetstoffen. Het vetgehalte van moedermelk bedraagt gemiddeld 40 gram per liter, maar dit kan sterk verschillen van vrouw tot vrouw. Moedermelk bevat viermaal meer onverzadigde vetzuren dan koemelk Daarbij onder meer de essentiële vetzuren die de moeder aan haar baby doorgeeft. Baby kan deze namelijk niet zelf aanmaken maar heeft ze wel nodig voor de opbouw van zijn zenuwen en hersenen. Bovendien worden de vetstoffen in moedermelk makkelijker opgenomen dan die in koemelk omwille van hun aparte structuur en omwille van de aanwezigheid van enzymen die de vertering bevorderen. 4.3. Koolhydraten Lactose is het overheersende koolhydraat in moedermelk en goed voor ongeveer 40 % van de totale energiewaarde van de melk. Samen met de vetstoffen dekt lactose de calorische behoeften van de baby. 4.4. Mineralen Moedermelk bevat eigenlijk weinig mineralen : drie tot vier keer minder dan koemelk. Door dit lage gehalte aan mineralen worden baby’s niertjes tijdens de eerste vier maanden van zijn leven ontzien. Want in die periode zijn de nieren nog niet volkomen rijp en werken ze nog niet zo goed. 4.5. Vitamines De meeste vitamines komen in moedermelk in afdoende hoeveelheden voor om de behoeften van de zuigeling te dekken. Het gehalte aan vitamine D hangt evenwel af van de mate waarin de moeder aan het zonlicht wordt blootgesteld. In landen met een gematigd klimaat, moet de baby, uiteraard na overleg met de arts, soms wat extra vitamine D krijgen. www.baby-mama.be 45
46 Online Touch Home