22

Open data: olie in overvloed voor iedereen? SMART SMART COMPANIES Weinig overheden durven nog een digitaal plan voor te leggen waar de woorden 'open data' niet in voorkomen. Iedereen is overtuigd van het nut maar velen zien nog wel enkele wetten en praktische bezwaren in de weg. Beci besloot niet bij de pakken te zitten en geeft alvast het goede voorbeeld. Stef Gyssels O pen data betekent letterlijk 'publiek beschikbare gegevens'. Het kan op zowel data van privé instanties, van wetenschappelijke instellingen als van overheidsdiensten slaan, maar in de praktijk is het leeuwendeel van de open data te vinden in de hoek van de overheid. Waarom opent de overheid haar data? Er zijn verschillende redenen. Ten eerste past het openstellen van data in de heersende trend van transparantie naar de burger toe. Door die transparantie kan de overheid ook meer aanspraak maken op deelname aan het beleid door het grote publiek: "Nu je zoveel weet als wij, kan je ook mee op zoek naar betere inzichten en betere oplossingen." Anders gezegd: door de data open te stellen aan alle burgers hoopt de overheid dat het grote publiek deze data nog zal verrijken. Tegelijk mikken vele overheden op het heilzame effect van data op de economie en op de innovatiedrang van bedrijven. Data zijn een waardevolle grondstof geworden - de slagzin 'data is the new oil' is intussen al te vaak gebruikt maar niet zonder reden - en bedrijven die erin slagen die data te benutten om nieuwe toepassingen of diensten te ontwikkelen, zullen niet alleen zichzelf verrijken maar meestal ook ieders leven net iets aangenamer te maken. In cijfers vertaald: volgens studie van de Europese Commissie uit 2011 zouden de totale economische voordelen die kunnen voortvloeien uit het toegankelijk maken van overheidsdata in de EU oplopen tot 40 miljard euro per jaar. Intussen zijn we zeven jaar verder, en zijn de verwachtingen over de economische kracht van data alleen maar toegenomen. Wat kan de verdere vrijgave en benutting van open data nog vertragen? 20 BECI - Brussel metropool - oktober 2018 Zoals bij alle initiatieven die worden opgestart met de beste bedoelingen, leeft de vrees dat uiteindelijk slechts een kleine groep er beter van wordt. Als slechts enkele bedrijven het potentieel van open data inzien, en die innovatieve oplossingen slechts tegen een hoge prijs ter beschikking stellen, dan is dat heilzame effect eerder beperkt. En dan rijst de logische vraag of we wel overheidsgeld moeten gebruiken om slechts enkelen te verrijken. Geld om de data te bewaren maar ook om ze kwalitatief te verbeteren. Jammer genoeg zullen er altijd mensen zijn met kwade bedoelingen en als je veel vrijgeeft, geef je natuurlijk ook veel bloot. Wanneer een architect de plannen van een brug openbaar zou zetten, bestaat het gevaar dat gevaarlijke individuen of groeperingen deze informatie voor slechte doeleinden gaan gebruiken. Het vrijgeven van data moet dus zeer doordacht gebeuren, en de baten moeten worden afgewogen tegen eventuele risico's. In het verlengde daarvan ligt de vaak gehoorde discussie rond privacy. Die discussie houdt niet op met het anonimiseren van voor- en achternaam: hoeveel mensen zouden in Ukkel geboren zijn op 24 maart 1974? Het vergt dan waarschijnlijk niet veel meer info om over één persoon vrij veel te weten te komen. Bij twijfel of je dreigt tegen de privacy in te gaan, kan je best de privacycommissie contacteren, die waakt over het hele open data debat. Tot slot moet er ook over gewaakt worden dat de beschikbare data niet verkeerd geïnterpreteerd worden. Data op zich, zonder de ruimere context ter beschikking, kunnen vaak tot verschillende conclusies leiden, en al dan niet bewust foute interpretaties. Dit kan men deels voorkomen door genoeg randinformatie bij de dataset toe te voegen. © Getty

23 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication